Juryrapport 2017


Roggeveen scriptieprijzen 2017
21 november 2017 om 20.45 uur
Locatie: Betje Wolff auditorium, ZB/Planbureau en Bibliotheek van Zeeland, Middelburg

Voorwoord
Goedenavond allen.
Vanavond zijn wij bijeen om de prijswinnaars van de Roggeveenprijzen voor de beste masterscriptie en onderzoekspaper aan te wijzen. De prijs is in het leven geroepen door de Werkgroep Cultuurhistorie (WCH) om universitair onderzoek naar de Zeeuwse cultuurgeschiedenis te bevorderen.

Het afgelopen jaar heeft de werkgroep verschillende Nederlandse en Belgische universiteiten benaderd. Deze zoektocht leverde zeven onderzoeken op: drie masterscripties en vier papers, alle van eigen bodem. Die inzending heeft de jury, allen historici, onlangs beoordeeld. De leden van de jury waren Elly Adriaansz, secretaris, Hannie Kool-Blokland, directeur van het Zeeuws Archief, Perry Moree, directeur van ZB Planbureau, en ikzelf: Henk Nellen, voorzitter.

Het is voor mij een groot genoegen de uitslag van het juryberaad bekend te maken. Wie zich in de geschiedenis verdiept, leest boeken en artikelen, duikt het archief in en maakt notities, maar het gaat pas echt spannen als je ertoe komt verslag van je onderzoek te doen. Ik durf hier wel te stellen dat een van de leukste dingen van ons vak het schrijven is: in toegankelijke, liefst pakkende taal uit de doeken doen wat je gevonden hebt, aan de hand van een goede vraagstelling een probleem uitdiepen en er een conclusie aan verbinden die bij de lezer blijft hangen, ook als hij of zij van het onderwerp in kwestie eerst geen enkel benul had. Het is spannend, maar het is ook duivels moeilijk om een gaaf werkstuk af te leveren. Iedere historicus worstelt met de materie en in dat nederige besef heeft de jury zijn keuze gemaakt. Er moesten wel afvallers zijn, maar wij vonden van alle werkstukken dat zij veel lof verdienden.

De onderwerpen van scripties en papers zijn verrassend en interessant; de vroegmoderne tijd loopt als een rode draad door de onderzoeken heen, met in een enkel geval een uitschieter naar de negentiende eeuw. Elk onderzoek leverde op zijn eigen wijze een bijdrage aan verdieping van kennis van de Zeeuwse cultuurhistorie, vanaf de vijftiende tot en met de negentiende eeuw.

Wat uiteraard opviel was het verschil tussen masterscripties en papers en met name de omvang en diepte waarmee het onderzoek is gedaan. Terwijl de scripties zich kenmerken door een mix van primair en secundair onderzoek, richtten de auteurs van de papers zich vooral op secundaire literatuur.

Ik noem de kandidaten en hun onderzoeken:

Masterscripties
-          Stefan van Belzen, Zeeland onder vuur: Organisatie van maritime security door de Staten van Zeeland, 1467-1506. Universiteit Leiden
Deze mooie scriptie gaat over de pogingen van het 15e en vroeg 16e-eeuwse Zeeland om zich te wapenen tegen ongewenste aanvallen te water, hetgeen leidde tot beschermingsacties van zeer lokale aard. Dit alles speelde zich af tegen de achtergrond van de opkomst van de steden en hun groeiende samenwerking tijdens de Zeeuwse Statenvergaderingen, dit als reactie tegen de Bourgondische centralisatie-politiek.
-       Elsbeth den Braber, Dichtkunst beminnende Leden der Redenzaal binnen Vere. Een onderzoek naar de location of value in de verzenboeken van de Veerse rederijkerskamer Missus Scholieren (1681-1794). Universiteit Utrecht.
Elsbeth verbindt de activiteiten, samenkomsten en plaatsen van handeling van de Veerse Rederijkerskamer Missus Scholieren met het theoretisch begrip Location of Value. Zij doet dit op een bijzonder indringende wijze, waardoor het Rederijkers milieu op een heldere wijze tot leven komt.    
-       Jan-Willem de Winter, Gehavende stad. De krimp van middeleeuwse havensteden in Zeeland in de 16de-19de eeuw. Universiteit Utrecht.
In dit onderzoek wordt de fysieke- en sociale verandering van vier Zeeuwse havensteden geanalyseerd op grond van economische bloei en neergang in die steden gedurende vier eeuwen. Vergelijkingen van historische stadsplattegronden zijn in dit onderzoek een overtuigend middel om de krimp zichtbaar te maken.

Onderzoekspapers
Deze papers kwamen alle vier tot stand aan de UCR/ Universiteit van Utrecht. Ik noem de auteurs en de titels van hun onderzoek:
-          Lisa Bosma, The MCC and WIC at odds: the Free Trade Dispute and the History of Knowledge and Information. Deze studie heeft het belang van kennis bij conflicten als uitgangspunt. Zij gaat in op de politieke, door concurrentie ingegeven besluitvorming van de WIC en de beperkende effecten daarvan op handel in het WIC-territoir.
-          Eva Langerak, Fabricating the History of Zeeland: the Urge of Mapping and Iconographic Propaganda. Dit onderzoek spitst zich toe op de in Middelburg aanwezige beroemde  tapijtenreeks die de Zeeuws-Spaanse zeeslagen tijdens de 80-jarig oorlog verbeeldt. De scriptie zoemt in op de tapijttaferelen die symbool staan voor het Zeeuwse heldendom en daarmee een afspiegeling zijn van zijn politiek en geografisch gemotiveerde propagandadoeleinden.
-          Alexandra Navarro Garcia, Victor Hugo en Zélande. The ‘Discovery of Zeeland by a Frenchman (1867). Navarro Garcia baseert zich op de beschrijving van het bezoek van Victor Hugo aan Zeeland die zij als een sjabloon ziet voor de geïnstitutionaliseerde reisgids zoals wij die nu hanteren: zij biedt een waaier aan gegevens over land, stad en bevolking, maar legt de nadruk op het cultureel bijzondere.
-          Joost Verheggen, Remigius Schrijver: an Early Composer of the Baroque Uncovered.
            Een onderzoek naar de afkomst en loopbaan van de Zeeuwse barokcomponist Remigius Schrijver. Aan de orde komen onder andere de invloed van de Italiaanse barokmuziek, de relatie componist / psalmendichter, en zijn steun - via muziek en psalm - aan een afwijkende religieuze opvatting.

Ik begin met de prijsuitreiking voor het beste onderzoekspaper.

De jury heeft besloten de Roggeveenprijs voor de beste paper toe te kennen aan Joost Verheggen voor zijn onderzoek: Remigius Schrijver: an Early Composer of the Baroque Uncovered.

Beoordeling
De jury is onder de indruk van dit fraai vormgegeven en geïllustreerde, zeer gedetailleerde onderzoek met een duidelijke indeling, omdat het een onverwachte, maar uitermate interessante bijdrage biedt over de muziekgeschiedenis van Zeeland. Verheggen steekt meteen van wal in zijn verslag van een gepassioneerde zoektocht naar de onduidelijke wortels van Remigius Schrijver: is hij afkomstig uit Middelburg of Vlissingen? Hoogst vermoedelijk uit Vlissingen, maar Middelburg blijkt het culturele hart waar Remigius Schrijver als componist, organist, schrijver en protestant floreert, ook in het intellectuele milieu van de daar aanwezige Rederijkerskamer. Hij werkt nauw samen met de psalmendichter Joachim Oudaan. Zijn composities zijn geworteld in de Italiaanse barok en bevatten voor de toenmalige Nederlanden een ongewoon expressieve muzikale uitwerking van de tekst. Het onderzoek bevat de partituur van een aantal composities en psalmen die een (verhulde) Remonstrantse signatuur verraden en die dus tegen de heersende Gereformeerde leer ingaan.     
Het onderzoek dat naar de antecedenten van deze obscure componist werd verricht, moet heel tijdrovend zijn geweest. De auteur twijfelt openlijk, zoekt en probeert licht te scheppen in een schimmig verleden. Dit roept zeker sympathie op bij de lezer, maar levert helaas niet altijd even heldere conclusies op.  De lezer moet soms gissen naar jaartallen en herkomst van personen die als bekend worden verondersteld. Een theorie ontbreekt. Desondanks bevat dit onderzoek een heldere eenvoudige vraagstelling die leidt tot een goed leesbaar verslag van een interessant onderzoek.
Tenslotte: het paper ademt een volhardende betrokkenheid van de onderzoeker bij zijn onderwerp, hetgeen er toe leidt dat Verheggen - ondanks de genoemde manco’s - erin slaagt archiefgegevens op te sporen die een nieuw licht werpen op de duistere herkomst van Regimius Schrijver. Voorts verdient het waardering dat hij met klem bepleit dat Schrijvers’ muziek aan de vergetelheid onttrokken moet worden. Deze passie voor het onderzoeksobject gaf voor de jury de doorslag in haar beslissing om de auteur de prijs voor de beste paper toe te kennen.

Van de genoemde masterscripties heeft de jury besloten de Roggeveenprijs toe te kennen aan het onderzoek Gehavende stad. De krimp van middeleeuwse havensteden in Zeeland in de 16de-19de eeuw van Jan-Willem de Winter.

Beoordeling
In de vroegmoderne tijd heeft Zeeland, en dus ook zijn havensteden, een bewogen geschiedenis van  opkomst, bloei en neergang doorgemaakt. Deze geschiedenis heeft uiteraard veel sporen in de bronnen nagelaten en die bronnen zijn dan ook veelvuldig bestudeerd. Het onderzoek van Jan-Willem de Winter richt zich op een hele specifieke bron: de fysieke veranderingen als gevolg van stedelijke groei en krimp.
De jury is bijzonder onder de indruk van deze mooie, helder geschreven studie die een verbinding legt met de actualiteit en daarmee geheel voldoet aan een belangrijk criterium voor toekenning van de Roggeveenprijs. De uitwerking aan de hand van vier casestudies - de steden Zierikzee, Veere, Middelburg en Brouwershaven - is bijzonder gedegen. De Winter gebruikt daarbij historische stadsplattegronden uit verschillende eeuwen als primaire bron. Hij legt die op elkaar, vergelijkt ze d.m.v. Adobe Photoshop, analyseert demografische archiefgegevens, raadpleegt recente literatuur, verklaart demografische veranderingen en trekt op basis van deze ‘harde’ gegevens zijn conclusies. De auteur heeft zelfs huizen en percelen geteld om de gegevens die de kaarten leverden, aan te vullen en zo zicht te krijgen op de consequenties van stedelijke krimp die in alle vier de gevallen verliep van grote bloei tot achteruitgang en zelfs verval.
Van die duidelijk afgebeelde kaarten en het weloverwogen betoog van de auteur, leert de lezer dat afbraak en krimp leidden tot een gewijzigde stadsmorfologie (stadsplattegrond) waarvan vaak de happy few profiteerde. Zo kochten rijke inwoners vrijgekomen percelen op en voegden zij die als tuin toe aan hun monumentale stadswoningen. Leegloop leidde ook tot gevelvergroting door samenvoeging van aaneengesloten kleine panden tot één indrukwekkend gebouw.
De lezer wordt gestimuleerd deze geschiedenis naast de huidige landelijke ontwikkelingen te leggen en een parallel te trekken met de huidige krimp in Zeeland (en Limburg), beide in de periferie, tegenover de Randstad met zijn aanzuigende werking.
Tijdens haar beoordeling rees bij de jury wel de vraag naar de betrouwbaarheid van de historische  kaarten als het gaat om de ingetekende huizen. Is die intekening, bijvoorbeeld op de kaarten van Jacob van Deventer, werkelijkheid of was het een toenmalige iconologische standaardprocedure om aan te geven: hier staan de huizen?  Maar dergelijke kanttekeningen doen niets af aan het belang van deze scriptie. Zonder aan de andere scripties ook maar iets af te willen doen, kan de jury naar eer en geweten vaststellen dat de studie van De Winter de prijs ten volle heeft verdiend.


Elly Adriaanz, Hannie Kool-Blokland, Perry Moree en Henk Nellen